İsa (Abdulkadir) Çekiç werd in 1935 geboren in het dorp Yarımca in Emirdağ. Hoewel hij officieel als İsa geregistreerd stond, werd hij in de volksmond Ramazan genoemd, omdat hij in de Ramadan werd geboren. Samen met zijn familie werkte hij in de landbouw en veeteelt. Het leven was zwaar, maar ze hadden het goed. Toch wilde İsa verder kijken dan het dorp waar hij opgroeide.
Toen hij hoorde dat een groep mensen naar België vertrok, wist hij dat hij die kans moest grijpen. Zijn vader verzette zich: "Wat ga je daar doen in het buitenland? We hebben het goed hier." Maar İsa hield vol en wist zijn familie te overtuigen. Geld voor de reis was een groot obstakel voor velen, maar zijn familie kon het zonder leningen bekostigen. Met 35 anderen maakte hij zich klaar voor de reis.
De busreis naar Europa was een avontuur op zich. Door verschillende landen trokken ze, maar bij de Oostenrijkse grens werd hun bus tegengehouden. In plaats daarvan kwamen ze in Milaan, Italië, terecht, waar ze 20 dagen moesten wachten. "De eigenaar van de bus probeerde de douanes te overtuigen, maar we mochten absoluut niet door," herinnert İsa zich. Uiteindelijk kregen ze advies van anderen: neem de nachttrein naar België. Maar in Italië de juiste tickets kopen was een uitdaging, omdat ze de taal niet spraken. Een vriendelijke vrouw die Turks sprak, hielp hen op weg. Na een zenuwslopende treinreis en een korte paniek toen hun paspoorten werden ingenomen, bereikten ze uiteindelijk België.
Tijdens hun verblijf in Italië werden ze het slachtoffer van oplichting. Een man, goed gekleed en overtuigend, beloofde hen een beter leven in Libië. "Daar kun je veel meer verdienen dan in België," zei hij. Velen in de groep vertrouwden hem en gaven hun geld en paspoorten af. Dagen later was de man verdwenen. Sommigen hadden alles verloren. "Wij hadden nog wat geld en moesten ons behelpen met brood en beleg," vertelt İsa. Het was een harde les, maar de reis ging door.
In augustus 1965 kwamen ze in Brussel aan en vonden onderdak in een slaapplaats voor arbeiders. Al snel kregen ze te horen dat er in Gent een textielfabriek arbeiders zocht. Een Turkse vrouw, Saime, bood aan hen te helpen met de vertaling – tegen betaling. "500 frank per persoon," zei ze. Ondanks de hoge prijs namen ze haar hulp aan en werden direct aangenomen. Ze hadden echter geen slaapplek. Een vriend bood hen een week onderdak, daarna vonden ze zelf een huis. "We liepen vijf kilometer naar de fabriek en terug. Zo leerden we de weg in onze nieuwe stad."
İsa merkte snel de verschillen tussen werken in Turkije en België. "In Turkije was landbouw zwaar werk, alles moest met de hand. Hier werkten we 8 uur per dag in de fabriek en hadden daarna tijd om te rusten. Zelfs in het weekend konden we reizen." Het leven beviel hem goed en hij begon te wennen aan zijn nieuwe omgeving.
Banken waren nog niet gangbaar onder de migranten. "We spaarden ons geld thuis, onder het kussen of in het matras," lacht İsa. Hij stuurde regelmatig geld naar zijn familie in Turkije. De Belgische frank had een goede waarde en het loon voelde als een fortuin. "Toen we voor het eerst salaris kregen, konden we onze blijdschap niet bedwingen."
Langzaam begonnen de eerste migranten hun gezinnen over te laten komen. İsa wilde zijn vrouw en zoon naar België halen, maar wist dat zijn vader dit niet zou accepteren. "Ik was nerveus om het hem te vertellen," zegt hij. Uiteindelijk schreef hij een brief waarin hij zijn plannen uitlegde. Na enige tijd stemde zijn vader toe en stuurde İsa vliegtickets. Zijn vrouw en zoon arriveerden in Brussel en samen begonnen ze een nieuw hoofdstuk in hun leven.
In de jaren '70 kwamen steeds meer Turkse toeristen naar België. "We hielpen hen en boden onderdak. We zagen hen als familie," herinnert İsa zich. In die tijd was bellen naar Turkije lastig en brieven deden er lang over, waardoor contact met het thuisland moeilijk was. Toch bleven ze manieren vinden om verbonden te blijven.
Toen zijn kinderen oud genoeg waren, begon İsa hen zelf het alfabet en de Turkse taal te leren. "Er waren nauwelijks Turkse scholen in het begin, maar later kwamen er leraren en konden steeds meer kinderen leren lezen en schrijven." Zijn zoon studeerde aan de universiteit van Leuven en werd elektrotechnisch ingenieur. "Ik was trots dat hij iets moois van zijn leven maakte."
In 1976 kocht İsa zijn eerste auto, een Fiat. "Ik had al ervaring met autorijden uit mijn militaire dienst, dus ik kon meteen de weg op." Hij reed naar Turkije op vakantie en genoot van de reizen. "Mijn vader was trots toen hij me met een auto door het dorp zag rijden."
Op zijn vijftigste werd İsa ziek en moest hij een operatie ondergaan. Werken werd zwaarder en uiteindelijk ging hij met pensioen. "Het was niet de bedoeling om voor altijd in België te blijven, maar zo is het gelopen." Ondanks alles kijkt hij tevreden terug op zijn leven. "We hebben hier goede en slechte tijden gehad, maar ik ben blij dat ik naar België ben gekomen."
Aan de jongeren geeft İsa één duidelijk advies: "Pas je aan, respecteer de cultuur en de regels van het land waarin je woont. Vermijd slechte paden, zoals drugs en geweld. In onze tijd hadden we dat soort problemen niet en hadden we goede relaties met de Belgen." Hij hoopt dat de volgende generaties hetzelfde respect en dezelfde discipline behouden als zijn generatie had.
Zo eindigt het verhaal van İsa Çekiç, een man die zijn dorp verliet met grote dromen en een onbekende toekomst tegemoet ging. Zijn reis was niet zonder obstakels, maar uiteindelijk vond hij in België een thuis en een nieuw leven.
Ben Emirdağ Yarımca köyünden Beşiroğlu İsa Çekiç. 1935 doğumluyum, şu anda 85 yaşındayım. Nüfusta adım İsa olarak geçiyor ama Ramazan ayında doğduğum için köyde herkes bana “Ramazan” derdi.
Köyde annem, babam ve dört kardeşimle birlikte çiftçilik ve hayvancılıkla uğraşıyorduk. Durumumuz iyiydi. Bir gün Belçika’ya gidenleri duydum ve ben de gitmek istedim. Babam karşı çıktı, “Ne yapacaksın yabancı ülkede? İşimiz, gücümüz yerinde,” dedi. Ama ben kararlıydım, ısrarla gitmek istiyordum. Sonunda ailem ikna oldu.
Belçika’ya gitmek için büyük bir para gerekiyordu. Çoğu kişi borç alıyor ya da kredi çekiyordu. Bizim durumumuz iyiydi, kimseye muhtaç olmadan yol paramızı denkleştirdik. Pasaportumuzu aldık. Avrupa’ya gitmek için 35 kişi bir araya geldik ve otobüsle yola çıktık. Bulgaristan ve diğer ülkeleri geçtik ama Avusturya’da otobüsümüzü gümrükten geçirmediler. Sonra İtalya’nın Milano şehrine geldik ve 20 gün orada kaldık. Otobüs sahipleri gümrükleri aşmak için uğraştı ama izin verilmedi.
Daha önce Belçika’ya gitmiş tanıdıklarımıza haber gönderdik. Onlar bize kuşetli trenle doğrudan Belçika’ya geçebileceğimizi söylediler. Tren garına gittik, ama dil bilmediğimiz için bilet alamadık. Bilet gişesindeki kişi aslında “Trende bilet verilecek” diyormuş ama anlamıyorduk. Tam o sırada bir Türk kadın arkamızdan seslendi ve durumu bize anlattı. Tren saatini beklemeye başladık. Kuşetli trenin konforlu olduğunu bilmiyorduk, ilk kez biniyorduk. Korkarak bindik. Pasaportlarımızı topladılar, korktuk ama sonunda sorunsuz şekilde Belçika’ya ulaştık.
Milano’da başımızdan bir olay geçti. Otobüsle gümrüklerde beklerken otelde çok şık giyimli, düzgün konuşan bir Türk ile tanıştık. “Sizi Libya’ya göndereyim, Belçika’dan daha çok kazanırsınız” dedi. 25 kişi tamam dedik. Pasaportlarımızı aldı, paraları da aldık ama 2-3 gün sonra ortadan kayboldu. Dolandırıldık. Bazılarımızın tüm parası bitti, bizimkiler azaldı. Ekmek ve simitle karın doyuruyorduk. Daha işin başında büyük bir darbe yedik.
1965 yılının Ağustos ayında Brüksel’e ulaştık. Elimizdeki adrese, yani “Haym” denilen işçi yurduna gittik. Çoğu Emirdağlı tanıdıktı. İnşaatta çalışanlar “Gent’te tekstil fabrikası işçi alıyor” dediler. Oraya gittik. Tercümanlık yapan Saime adında bir Türk kadın kişi başı 500 frank istedi. Dört kişi verdik. Bizi fabrikaya götürdü, hemen işe alındık. Ama kalacak yerimiz yoktu. Bir arkadaşımın evine gittik, “Bir hafta misafir ederiz” dedi, kabul ettik. Tercüman birkaç kez bizimle birlikte gidip gelerek iş yerine ulaşımı gösterdi, sonra Brüksel’e döndü.
Ev ile fabrika arası 5 kilometreydi. Yayan gidip gelerek yolu öğrendik. İlk gün işe başladık. Arkadaşımız bize ekmek arası bir şeyler hazırladı. Akşam oldu, sonra fabrika bize kiralık bir ev tuttu. Böylece yerleşmiş olduk. Aramızda konuşuyorduk: 3-4 yıl çalışıp döneriz diyorduk.
1965’te Gent’te Türk ismine rastlamak zordu. Ben belediyeye kayıt yaptırdığımda, 49. kişiymişim. Çevrede Türk neredeyse yoktu. Zele’de 2 Türk vardı. Onları görmek için 40 km bisikletle giderdik. Dönerken yağmura yakalanır, üstümüz başımız ıslanırdı. Değiştirecek giysimiz bile yoktu.
Türkiye’de çiftçilik çok zordu. Makine yoktu, her şey elle yapılırdı. Harman yerinde 1 ay çalışırdık. Sıcakta çalışamaz, gece serinliğinde iş yapardık. Hayvancılık da zordu. Ama fabrikada 8 saat çalışıp eve geliyorduk, kimse karışmazdı, hafta sonu gezerdik. Belçika hoşuma gitti. Her şeyi öğrendik. Çalışmayı seviyordum.
Kazandığımız parayı yastık altına biriktiriyorduk. Türkiye’ye evimize para gönderiyorduk. İlk gönderdiğimde 1 frank 18 kuruştu. Gent’te tramvay bileti 1 franktı. İlk maaşı aldığımızda, Belçika frangı bize çok büyük para gibi geliyordu.
Zamanla gelenler eşlerini ve çocuklarını getirmeye başladı. Ben de babama mektup yazmak istedim ama çekiniyordum. O zamanlar eşin adını bile babaya söylemek ayıptı. Zor da olsa mektuba “Baba, ben de eşimi ve çocuğumu getireceğim” diye yazdım. Cevap olumsuzdu. Sonra arkadaşlarım babama gidip “Herkes eşini getirdi, niye Ramazan getirmesin?” deyince babam razı oldu. Biletlerini gönderdim, eşim ve oğlum geldiler. Onları tuttuğum eve yerleştirdim. Hanım da burayı çok sevdi. Köyde iş çoktu, burada sadece ev işini yapıyordu. Bir süre sonra “Ben de çalışacağım” dedi. Önce istemedim ama 3 yıl iplik fabrikasında çalıştı.
1970’lerde turist gibi gelen çok oldu. Köylülerimize yardım ettik, evimizde misafir ettik. Bir gün 16 kişi evde yemek yiyorduk. Hanım “Fırıncı ekmek vermedi” dedi. Gidip sordum, fırıncı “Ramazan sen kazanıyorsun ama eşin kucak kucak ekmek alıyor, o yüzden vermiyorum” dedi. Güldüm. O turistlere bakmak bana helal olsun dedim.
İş yerinde de mahallede de Belçikalılarla çok iyi anlaşıyorduk. Yardımseverlerdi, selam verirlerdi. Bizden çok memnundular. Kazandıklarımı yıllarca Türkiye’ye gönderdim. Babam traktör, tarla aldı. Sonra “Artık kendine biriktir” dedi. 1991’de evimi aldım.
İlk yıllarda Türkçe okul, öğretmen yoktu. Çocuklar 6-7 yaşına gelince eski pazardan kara tahta aldım, evde onlara alfabe öğrettim. Zekiydiler, kısa sürede öğrendiler. Sonraları öğretmenler gelmeye başladı. Oğlum Leuven Üniversitesi’nden elektrik mühendisi olarak mezun oldu.
Bir Belçikalı iş arkadaşım 2 fotoğraf ve 20 frankla bana ehliyet aldı. Fiat araba aldım. Zaten askerde araba kullanıyordum. O arabayla Türkiye’ye izne gittim. Yolculukları severdim, yollarda piknik yaparak giderdik. Babam beni görünce gururlandı, Afyon ve Eskişehir’i gezdirdim.
50 yaşında hastalandım, ameliyat oldum. Sonra tekrar işe başladım ama ağır işti. Şef durumu fark etti, “Daha hafif işe geç” dedi ama ben işten soğumuştum. “Çıkmak istiyorum” dedim ve ayrıldım.
Allah’ın takdiri, dönecektik ama kaldık. Hayat böyleymiş. Güzel günlerimiz de oldu, zorluklarımız da. Ama Belçika’ya geldiğime memnunum, iyi ki gelmişim.
Gençlere tavsiyem: Bu ülkeye uyum sağlasınlar. Kurallarına, düzenine uysunlar. Eskiden Schaarbeek’te sigara izmariti bile yoktu. Şimdi sokaklar kirli, gençler kötü yollara sapıyor. Üzülüyoruz. Bizim zamanımızda böyle şeyler yoktu. Herkes birbirine saygılıydı. Gençler kötü yollardan uzak dursun.